Wij mensen leven vanuit een vorm-bewustzijn.
Vorm heeft bescherming nodig, omdat elke vorm nu eenmaal een begin, een tussenstuk en een eind heeft en zodoende vroeger of later ophoudt te bestaan. Die bescherming wordt gedaan door een beschermer. De taak van de beschermer is zorg dragen voor een zo lang mogelijk voortbestaan van de vorm.
Een andere naam voor die beschermer is het ego. Het ego is een manier van het brein om te kunnen functioneren, waarmee we ons vereenzelvigen.
Wij denken bijvoorbeeld dat we het denkende zelf zijn en geloven dat de gedachten die er gedacht worden waar zijn. De woorden die het denkende zelf gebruikt worden zinnen, de zinnen worden concepten, de concepten worden overtuigingen. Vervolgens gaat het denkende zelf op zoek naar bevestiging van die gedachten en concepten.
Het ego verdeelt alles in ofwel ´goed´ (gewenst) ofwel ´fout´ (ongewenst). Op deze manier probeert het ego vat en grip op de wereld te krijgen en is zodoende voortdurend bezig te begrijpen en te bevatten. Als we ons vereenzelvigen met het ego, dan nemen we het ego niet waar.
Het bewustzijn ontwikkelt zich en daarmee verandert geleidelijk hoe we met het ego omgaan. In die ontwikkeling gaat het ego door een aantal fases.
De eerste fase
Het ego is in deze fase uitsluitend gericht op de wereld om zich heen en kijkt nog niet naar zichzelf. De sociale banden die je als mens aangaat zijn verbonden aan de voorwaarden van het ego. Er zijn eisen en verwachtingen waar de ander aan moet voldoen en als die ander dat niet doet, dan volgt er afwijzing van die ander als persoon en niet alleen van het gedrag van die mens.
De tweede fase
In deze fase kijkt het ego niet meer alleen naar de wereld om zich heen, het begint ook zichzelf waar te nemen. We ontwikkelen een reflectief bewustzijn. Het ego wordt een kritische waarnemer van zichzelf. Niet alleen de ander en de wereld is ´goed´ (gewenst) of ´fout´ (ongewenst), we zien ons ´zelf´ ook als ´goed´ of ´fout´. De sociale banden die je als mens in deze fase aangaat zijn nog steeds onderhevig aan eisen en verwachtingen van het ego. De eisen die gesteld worden en verwachtingen die men heeft, hebben niet meer uitsluitend betrekking op de ander, maar ook op het zelf.
De derde fase
Naarmate het ego de ervaring opdoet dat er ook ‘goede’ mensen zijn, leert het dat de vorm niet voortdurend bescherming nodig heeft. Omdat het ego niet voortdurend meer actief is, ontstaat er ruimte voor iets anders, namelijk onvoorwaardelijkheid en vertrouwen, of anders gezegd: het Hart. De sociale banden die je nu als mens aangaat bestaan niet alleen meer uit een ´ik´ en een ´jij´, er bestaat ook een ´wij´. Grenzen, gecreëerd door de eisen en de verwachtingen van het ego, beginnen te vervagen als we ons met anderen en ons Hart verbinden. We worden langzaamaan een zachtmoedige en onpartijdige waarnemer.De behoeften van het systeem en het proces worden belangrijker dan die van het individu.
De vierde fase
In deze fase wordt de aandacht verlegd van het denken naar het Hart. Het denken speelt geen dominante rol meer. De gedachten zijn er nog steeds, we hechten ons er alleen niet meer aan, we zijn ervan onthecht. We zijn in staat om te Zijn. We ervaren dat alles en iedereen met elkaar verbonden is en dat we onderdeel zijn van een universum. We worden één met het Leven. Veel mensen hebben in deze fase de ervaring dat ze wakker worden, alsof ze een tijdje waren ingedommeld en opeens ontwaken en alles glashelder kunnen waarnemen.
Wij mensen komen voort uit het vormloze, het oneindige, uit de Bron van het bestaan. Nadat we ons steeds meer hebben gehecht aan de vorm, zijn we ons nu aan het onthechten. We zijn op terugreis naar de Bron. Zo nu en dan worden we ons weer bewust van die Bron en ervaren we onze oorspronkelijkheid.
Tijdens de ontwikkeling van het ego en het bewustzijn beweeg je je heen en weer tussen de fases. Soms bevind je je in het contact met jezelf in de vierde, maar in het contact met de ander in de tweede fase. Of juist andersom en ben je in het contact met iemand anders één met elkaar en het Leven, maar zodra je er alleen voor staat vind je dat er van alles aan jezelf mankeert.